‘De vaccinatieplicht dient enkel om de farmaceutische sector rijker te maken’ wordt weleens gezegd, ‘Elites organiseren opzettelijk migratie om de Europese bevolking te vervangen’ ook. Dit zijn maar enkele voorbeelden van frappante complottheorietjes die in verschillende hoekjes van het internet worden gespuid. Complottheorieën zijn van alle tijden, maar ze winnen de laatste tijd aan populariteit en sommigen worden zelfs steeds meer ‘mainstream’.
De stijging in populariteit gaat gepaard met de ongerustheid over desinformatie en fake news. Op sociale media en het internet doen soms theorieën de ronde die niet berusten op feiten, maar zijn eerder een samenraapsel van verschillende soms subtiele misvattingen. Bij complottheorieën komt het er vaak op neer dat er argumenten worden bedacht om persoonlijke en onbewuste overtuigingen te bevestigen; in dure woorden: confirmation bias.
Volgens Stef Aupers, hoogleraar mediacultuur aan de KU Leuven, stammen dat soort overtuigingen vaak voort uit gevoel van maatschappelijk ongenoegen of een gevoel van onzichtbaarheid voor de politiek. Complottheorieën brengen een alternatief verhaal dat gemakkelijk te vatten is en zorgen voor gelijkdenkenden een gemeenschapsgevoel.

Politiek en alternatieve verhalen
Hoewel het academische onderzoek naar complottheorieën nog in zijn kinderschoenen staat, weten experts al langer dat aangeleerde politieke denkkaders en onderliggende psychologische processen een grote rol spelen. Wanneer we aan (politieke) opinievorming doen, selecteren we vaak de informatie die al aansluit bij onze overtuigingen; we gaan specifiek op zoek naar deze informatie of we sluiten ongemakkelijke argumenten die onze opvattingen tegenspreken op voorhand uit (motivated reasoning).
De ‘traditionele’ media zoals kranten en de openbare omroep hangen volgens complotdenkers samen met de gevestigde politieke groepen en zijn dus niet te vertrouwen. Daarom zijn er andere manieren of bronnen van informatieverwerving die vaker gebruikt worden, voornamelijk sociale media en de rest van het internet. Daar circuleren er motiverende verhalen of ‘engaging content’ die door algoritmes verder versterkt en verspreid worden.
Op blogs vind je opinies die niet altijd waar, maar wel meeslepend zijn omdat ze als evidente feiten worden voorgeschoteld. Die bloggers, vloggers of professionele mediaproducenten spelen ook in op de emoties van hun afzetmarkt en spelen in op hun verlangen om deel te zijn van iets groter. Meerdere mensen delen het geloof in deze aantrekkelijke en sensationele verhalen en versterken elkaars overtuiging waardoor ze naarmate ze dieper in ‘the rabbit hole’ vallen steeds moeilijker hun eigen overtuigingen kunnen herzien. Wetenschappers die met feiten voor de dag komen worden weggezet als deel van het complot.
To GAFA or not to GAFA?
De reflex om argumenten te zoeken op sociale media en het internet is in het algemeen vooral aanwezig bij jongeren. Uit een onderzoek naar complottheorieën van Knack en Le Vif blijkt dat 60% van de jongeren het internet als hun voornaamste bron van informatieverwerving ziet. Sociale media zijn snelwegen voor fake news, maar tegelijkertijd zijn dit dé plekken waar jongeren de gebeurtenissen van de wereld ontdekken.
Hoe moet er dan voor gezorgd worden dat jongeren zich niet te veel laten verleiden door deze spannende, maar grotendeels foutieve verhalen? Moeten technologiebedrijven zoals Google, Amazon, Facebook of Apple (GAFA) hun verantwoordelijk hiervoor opnemen? Nathalie Van Raemdonck, verbonden aan de Vrije Universiteit Brussel en onderzoeker van desinformatie op online-platformen, is sceptisch ten opzichte van de rol van media- en technologiebedrijven aangezien daar beslissingen vaak ondemocratisch gebeuren. Dit zorgt ervoor dat een zeer kleine maar machtige groep overtuigd moet worden. Richard Evans die verbonden is aan de Universiteit van Cambridge, is daarentegen wel voorstander van deze aanpak door de snelheid en efficiëntie waarmee de bedrijven kunnen ingrijpen.
Nog een optie is burgers mediawijs maken. Hierbij ligt het zwaartepunt bij de gebruiker van de platformen zelf. Burgers zouden een kritische reflex moeten hebben ten opzichte van alle informatie die gedeeld wordt via de media, zowel off- als online. Niet door alle feiten tien keer na te gaan, maar vooral door de betrouwbaarheid van de bron en de opbouw van het verhaal te onderzoeken. Dit is ook de aanpak die Benjamin Dalle verkiest, hij is de Vlaamse minister voor Brussel, Media en Jeugd.

Skills voor de 21ste eeuw
Jongeren een kritische reflex aanleren ten opzichte van (online) informatie lijkt dus de beste aanpak. Technologiebedrijven kunnen zelf ook een tandje bijsteken om hun platformen zo veel mogelijk vrij van desinformatie te houden, maar natuurlijk zijn zij niet alleen verantwoordelijk voor de verspreiding ervan.
Ruben Mersch, filosoof en auteur van het boek Waarom iedereen altijd gelijk heeft deelde met Klasse een paar tips over hoe leerkrachten kunnen praten met hun leerlingen over de corona-regels. Deze tips zijn ook toepasbaar op het ruimere debat rond complottheorieën en desinformatie. Zo geeft hij aan dat leerkrachten zonder een beschuldigend vingertje het gesprek moeten starten. Je bereikt namelijk meer met een positieve houding en een respectvolle houding voor alle argumenten. Ook voor de meer van de pot gerukte ideeën.
Denkpistes vlakaf afbreken kan contraproductief zijn, waardoor het juist belangrijk is om leerlingen aan te moedigen om door te denken. De leerkracht is als een moderator; die moet polarisering voorkomen door kritische vragen te stellen zodat de leerlingen zelf tot andere inzichten kunnen komen.
Ervoor zorgen dat jongeren kritische, goed geïnformeerde burgers worden is volgens Annelore Deprez, hoofddocent journalistiek aan de UGent en Arteveldehogeschool, uiteindelijk de kerntaak van ons onderwijs. Dat is niet enkel de verantwoordelijkheid van één vak, maar zou aan bod moeten komen in verschillende vakken en schoolprojecten. Dit is gelukkig nu voelbaar in de nieuwe eindtermen voor het secundair onderwijs. Zowel burgerschap als digitale competenties en mediawijsheid zijn namelijk sleutelcompetenties geworden.
Tijd dus dat het onderwijs en educatieve instellingen ‘future proof’ aan de slag gaan. Vooral jongeren en kinderen kunnen leren omgaan met de digitale realiteit waarin ze opgroeien. Stimuleer je bovendien hun creativiteit en hun capaciteit om samen te werken en je hebt de ideale burger van morgen.

Over de schrijver: Ella Oelbrandt is redacteur bij Free.Brussels en studeert sociologie aan de Vrije Universiteit Brussel.